Leven lang leren, ook voor griffiers

Het griffiersvak is niet oud, pas bij de dualisering van het gemeentebestuur in 2002 ontstond ook de griffier. Na de eerste jaren vooral aandacht te geven aan processen en procedures is de griffier uitgegroeid tot een spil in het lokale bestuur — met een rol als ondersteuner, coach én bewaker van de democratie.

Het Periklesinstituut verzorgde voor de griffiers twee workshops. In Een goed gesprek met de Mystery Burger verzamelde Bart Cosijn vragen en thema’s en legde ze voor aan John Bijl. Hij zag alleen al voor zijn rubriek meer dan tweehonderd gemeenteraden en provinciale staten vergaderen.

Zijn observatie is dat heel veel gemeenteraden niet helemaal snappen dat ze een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben en het debat met onvoldoende diepgang voeren. Hij gaf tips om dat te verbeteren. In de workshop Ruzie in de raad, stennis in de staten gaven Liesbeth Tettero en John handvatten hoe om te gaan wanneer een politiek conflict ontspoord — en de personen belangrijker worden dan de inhoud.

Eigenlijk is dat maar goed ook. Daar waar het in de politiek hoort te donderen, is de griffier het spreekwoordelijke oog van de storm. Wanneer het functioneren van de democratie té spannend wordt – als raadsleden met elkaar overhoop liggen, colleges vallen of er integriteitskwesties spelen – zorgt de griffier voor de rust en regelmaat die nodig is om het conflict weer op het juiste spoor te krijgen.

Maar ook op de momenten dat het er minder spannend aan toe gaat, is de griffier onmisbaar. Het beeld dat sommige raadsleden niet weten wat ze aan het doen zijn, komt namelijk niet helemaal uit de lucht vallen. Domme vragen bestaan niet zegt een opvoedkundig adagium, maar ik zit nog wel eens met een facepalm op de publieke tribune.

Verzoeken die eigenlijk niet kunnen worden uitgevoerd. Amendementen die eigenlijk moties hadden moeten zijn. Om maar niet te beginnen over aaneenschakelingen van technische vragen over aantallen prullenbakken, urenbestedingsstaatjes van gemeentelijke BOA’s of geprognotiseerde snelheid van glasvezelverbindingen. Bij dergelijk gesleutel wordt er langer over de procedure dan over de inhoud van het voorstel gesproken. Terwijl één mail aan de griffier dat oponthoud had voorkomen.

Maar je laten coachen of corrigeren is voor gemeenteraadsleden blijkbaar lastig. Als eerste is het de meest eigenwijze beroepsgroep die er bestaat. Nu hoort een zekere mate van koppigheid bij het politieke ambt; het geeft je voldoende lef in je donder om elke vergaderavond ten overstaan van de jouw bloed ruikende opponenten een alternatief standpunt in te nemen.

Maar wat meer speelt, is dat de meeste politici denken dat ze het wel kunnen. Alsof een eigenlijk toevallige plaats op de kieslijst betekent dat je ook meteen bekwaam politicus bent. De harde werkelijkheid is dat lokale politiek bedrijven meer specifieke kennis vraagt dan menig kandidaat had bedacht. Wettelijke mogelijkheden, hoe raadsinstrumenten in te zetten en, niet in de laatste plaats, hoe te functioneren als gehéél hoogste orgaan in plaats van een raad waar elke fractie niet verder komt dan het oplezen van een eigen bijdrage.

De griffier zit dan op de plaats om het individuele raadslid én de hele volksvertegenwoordiging daarbij te helpen. Ze doen het graag, maar het is aan de raad om daar ook de ruimte voor te geven. Dat geldt vooral voor de werkgeverscommissie, die de raadsgriffier aanstelt en beoordeelt. Het is aan hen om de eigen kritiek, coaching én correctie te organiseren. Dat gaat niet vanzelf; ik verdenk een enkele gemeenteraad ervan hun griffier op enige meegaandheid te hebben uitgezocht.

Er is veel winst te behalen als raadsleden inzien dat je laten helpen geen zwakte is, maar een teken van sterke. Je laten coachen hoort bij professioneel gedrag. En ook al bestaat het hoogste orgaan van de gemeente uit een lekenbestuur, het betekent niet dat het door amateurs moet worden uitgevoerd.

Paans, inmiddels burgemeester in Alblasserdam, maakt tegenwoordig een stuk levendiger indruk bij raadsvergaderingen. Naast hem zit een stille, haast onbeweeglijke mevrouw strak voor zich uit te kijken. Dat is de griffier. De adviseur, coach én, hopelijk, criticaster van de gemeenteraad.

De griffiersvereniging houdt vandaag haar jaarcongres in Venlo.

Cosijn kan het weten; hij was initiatiefnemer van de Amsterdamse Burgertop. In de jaarboekcolumn reflecteert hij op die ervaring.Op uitnodiging van de Vereniging van Griffiers schreef Bart Cosijn een column in het jaarboek 2016.

Op verschillende plekken in Nederland steken burgers hun democratische handen uit de mouwen. Niet om te stemmen, maar om burgertoppen, -raden en G1000-en te organiseren. Het is echter een hardnekkig misverstand te veronderstellen dat deze actievelingen primair de haperende representatieve democratie willen oplappen.

‘Maar volgens mij is dit wishful thinking,’ schrijft Cosijn. Ze willen alleen maar invloed op de politieke besluitvorming, zo stelt Cosijn. Hij nuanceert de diepte en mate waarin Burgertop-deelnemers mee willen doen aan de hele democratie. ‘De door burgers georganiseerde deliberatie is als een nieuwe vorm van inspraak.’

Het maakt de burgertoppen niet minder waardevol, vindt Cosijn. ‘Beter een klein gesprek aan tafel dan een grote speech met valse beloften,’ zegt hij. Daarnaast ziet hij het meedoen aan een burgertop of G-1000 als een oefening in burger-zijn. ‘Pas als je de democratie echt kan beleven, ben je bereid haar kern- waarden te verdedigen,’ schrijft Cosijn. ‘We willen niet alleen kiezer zijn, maar meepraten en onze ideeën delen.’