Gemeenteraad, stop met die langpraattruc

Quizje: hoe kan een raadsvergadering waar zes uur spreektijd voor is uitgetrokken tóch veertien uur duren? Hint: het zit niet in de pauzes of geleuter maar in een vergaderprocedure die raadsleden én het raadsdebat in de weg zit.

In Rotterdam geldt de rare regel dat alleen stemverklaringen niet afgaan van de vastgestelde spreektijd. Steeds meer raadsleden weten die maas in de wet te vinden. Gemiddeld wordt bij de helft van de agendapunten de spreektijd met vier à vijf zinnen per fractie uitgebreid.

Belangrijker is, dat andere raadsleden niet op zo’n stemverklaring in kunnen gaan, terwijl raadsvergaderingen juist daarvoor zijn bedoeld. Reacties, tegenwerpingen en als het een beetje mee zit door interferentie nieuwe ideeën opdoen zijn de essentie van het politieke debat. Een stemverklaring hou je alleen als je argumenten geen vat meer hadden op het debat en is per definitie een verliesbeurt.

De oplossing is simpel. Laat de stemverklaring tellen als reguliere spreektijd. Dan is de lol van het houden van deze preken voor eigen parochie er snel vanaf. Want zelfs in seculier Nederland hebben we er daarvan al genoeg.

Een versie van dit artikel verscheen op 26 juni 2015 in NRC.

Heel schokkend was het allemaal niet, maar het haalde wel de krantenkoppen. VVD-bestuursvoorzitter Henry Keizer vindt dat er een kiesdrempel moet komen om kleine partijen uit de Kamer te weren. De conservatief is bang voor versnippering en vreest dat het vormen van een coalitie moeilijk wordt.

Keizer verwijst naar een tendens die al jaren aan de gang is. Steeds vaker kijkt de ontzuilde kiezer buiten geïnstitutionaliseerde partijen en vreest niet voor een experiment. Dan gaat de stem naar de Partij van de Dieren, de Rotterdamse jonge moslimbeweging NIDA of naar kleine lokale politieke groeperingen. Dat drie of meer lokale partijen zitting hebben in de gemeenteraad is allang niet meer uitzonderlijk.

VVD-voorzitter Keizer is niet de enige die daarin een probleem ziet. Met angstzweet zien meer leden van gestaalde partijkaders coalitie-onderhandelingen met vier of meer partijen tegemoet. De situatie waarin de partijonderhandelaar misschien wel verder moet kijken dan D66 of ChristenUnie, is voor hen geen prettig vooruitzicht. Dat is toch wel even wat anders dan vroeger; toen CDA, VVD en PvdA er onderling hoe dan ook wel uitkwamen.

Een kiesdrempel kan helpen, denkt Keizer. Met zo’n maatregel mogen nieuwe politieke partijen pas in de Kamer of een gemeenteraad plaatsnemen, wanneer zij genoeg stemmen hebben voor twee of drie zetels.

Dat de maatregel niet werkt, is al lang geleden uitgerekend. Als je een kiesdrempel virtueel op de Tweede-Kamerverkiezingen van de afgelopen jaren zou toepassen, zouden de partijverhoudingen en coalitiemogelijkheden nauwelijks anders zijn geweest. Hooguit wordt het voor beginnende politieke partijen lastiger de Kamer in te komen, maar de mogelijkheid om een regering te vormen wordt er niet gemakkelijker of moeilijker op.

Debat met meer meningen

Ook voor de kwaliteit van het debat in de Kamer of een gemeenteraad maakt het aantal politieke fracties nauwelijks verschil. Het is even uitkijken met de spreektijd en vraagt wat discipline bij de leden, maar het is meer dan goed te doen. Sterker, de raadsleden van Den Haag (15 fracties) en Almelo (12 fracties) vinden het eigenlijk wel prettig dat er met meer meningen kan worden gedebatteerd. „En het voorkomt blokvorming”, zoals een Haags raadslid zei.

Belangrijker is, dat het invoeren van een kiesdrempel een beweging de verkeerde kant op is. Het invoeren van deze beperkende maatregel gaat in tegen de intentie van onze democratie en is ook niet waar kiezers op zitten te wachten.

Allereerst is het parlement er om het volk te vertegenwoordigen. Dat doet ze door kaders te stellen voor het beleid en het college op de uitvoering daarvan te controleren. Toegegeven, de leden van de Tweede Kamer en een gemeenteraad hebben ook de verantwoordelijkheid om na de verkiezingen een bestuur te vormen, maar dat is niet de voornaamste taak. Vooral moeten zij door middel van het debat recht doen aan de opinies en gemoederen in respectievelijk het land en de gemeente. Die meningen zijn de laatste jaren nu eenmaal fragmentarischer geworden — het is niet gek dat die gevarieerdheid in de volksvertegenwoordiging wordt weerspiegeld.

Ten tweede is de politiek de laatste jaren persoonlijker geworden. Waar het ons in meer verzuilde tijden niet interesseerde welke hobby’s een partijleider had, smullen we vandaag de dag ook van privé-ontboezemingen van onze politici. De kiezer doet daarmee precies wat onze vertegenwoordigende democratie hem voorschrijft: stemmen op mensen en niet op een onbekend partijkader.

In verkiezingstijd wordt aan dat laatste maar weinig recht gedaan. De echte volksvertegenwoordigers doen hun nobele werk volstrekt anoniem verscholen achter politieke leiders die vaak niet eens uit zijn op het lidmaatschap van het hoogste orgaan van het land of de gemeente. De landelijke verkiezingen zijn daarin geen uitzondering. Voormalig Amsterdams wethouder Andrée van Es gaf ten tijde van de laatste gemeenteraadsverkiezingen zelfs ongegeneerd toe helemaal niet uit te zijn op een raadszetel in de hoofdstad. Ze wilde gewoon weer wethouder worden. Desondanks stond ze wel op nummer twee van de kieslijst.

Daarmee komen we bij de crux van het probleem. De verkiezingen voor onze nationale en lokale parlementen gaan niet over volksvertegenwoordiging, maar over de coalitie. Lijsttrekkers lijken meer bezig met ministersposten dan met programmapunten.

De oplossing is simpel. Maak het niet meer mogelijk dat de kandidaten die in aanmerking komen voor een Kamer- of gemeenteraadszetel nog plaats kunnen nemen in de regering of een college. Zelfs niet als minister-president. Na de verkiezingen mogen de gekozenen zelf uitzoeken met welke bestuurders het meest recht wordt gedaan aan de verkiezingsuitslag.

Op die manier worden partijen gemotiveerd om aansprekende volksvertegenwoordigers, juist de smaakmakers van het politieke debat, in stelling te brengen. En niet de handige bestuurders die in een kabinet of college nodig zijn. Daarnaast biedt het de kiezer eerlijkheid. Degene op wie ze op de verkiezingsdag stemmen, zal hen ook vertegenwoordigen in de Kamer of de gemeenteraad.

Daar is wel voor nodig dat partijbonzen als Keizer afkicken van hun hunkering naar regeren. De kiezer is de baantjesjagers al voor, door steeds kritischer te zijn op wie zijn gedachtegoed moet gaan vertegenwoordigen in het parlement. En met recht! Immers, de grondslag voor de democratie ligt bij de volksvertegenwoordiging en niet in de collegekamers. Het wordt tijd dat politici dát ook doorkrijgen.

Met 500 betrokken burgers meedenken over democratie. Het leverde bij de D1000 in Apeldoorn een manifest op met nieuwe ideeën. Goede plannen, maar niet over waar de echte tekortkomingen in het functioneren van democratische bestuur zitten, zegt Bijl tegen Binnenlands Bestuur.

Volgens Bijl zijn raadsleden meer bezig met commentaar te geven op collegestukken dan met het debat te voeren over de inrichting van de lokale samenleving. ‘Als je constateert dat de lokale democratie verwatert, dan moet je die niet nog meer gaan verwateren door de rol en functie van de volksvertegenwoordigers uit te kleden. Daar haal je de legitimering niet mee terug.’

Daarnaast ziet Bijl dat projecten in de meervoudige democratie een select publiek trekken. Met een mindere evenredige vertegenwoordiging dan bijvoorbeeld de achterban van de rechtstreeks gekozen gemeenteraad.

Burgerparticipatie beperkt zich volgens Bijl tot de ‘lucky few’, mensen die gewend zijn voor hun eigen positie op te komen. ‘Maar dat is iets anders dan de kiezer vertegenwoordigen.’