Hoe vertellen we het de kinderen?

Vader heeft nu een keuze. Als hij niet van zijn voetstuk wil vallen, zal hij iets geruststellends brommen en voortploeteren, in de hoop dat de oplossing zich wel aandient. Hij kan zich ook aangevallen voelen in zijn moment van kwetsbaarheid en gaan blazen waarbij hij verwacht dat zoon minstens twintig minuten in zijn schulp kruipt. Maar hij kan ook zijn onzekerheid tonen en de denkkracht van zijn opgroeiende zoon gebruiken. Samen zullen ze het al snel eens worden over de volgen route, ook als die ze niet brengt waar ze oorspronkelijk heen wilden.

In de beslotenheid van vergaderingen met alleen collegeleden klinkt geregeld die uitspraak: ‘hoe vertellen we het de kinderen?’ De wethouders en burgemeesters hebben dan juist een besluit genomen waarvan ze verwachten dat het niet populair zal zijn bij de gemeenteraad.

In een normaal financieel jaar breekt nu de tijd aan van de kadernota. Alles overziend, wat worden de financiële en beleidsprioriteiten voor volgend jaar? Alleen is het jaar 2020 met een rondwarend coronavirus verre van normaal. De veiligheidsregio’s en de GGD’en draaien op topvermogen met een klus die ze niet begroot hadden. Daar komt een forse rekening achteraan. Ook gemeenten zijn veel capaciteit en geld kwijt aan deze crisis. Ze moeten massaal inspringen met extra bijstandsuitkeringen én het personeel om al die aanvragen te verwerken. Dat krijgen ze wel terug van het Rijk, maar wanneer precies? De rijksoverheid geeft miljarden meer uit dan begroot, maar houdt deze extra miljarden buiten het regulier uitgavenkader. Het gemeentefonds groeit dus niet mee met deze uitgaven. Maar het zal wel mee gaan krimpen met de ongekende bezuinigingsronde die er ongetwijfeld komt. Maak daar maar eens chocola van voor een meerjarenbegroting. Dat kan dus niet.

Colleges weten net zo min hoe de (financiële) toekomst van de gemeente eruit gaat zien als de gemeenteraden. Maar ze hebben net als de vader een keuze. Ze kunnen bij wijze van kadernota iets geruststellends brommen en hopen dat er bij de begroting in november meer duidelijkheid is. Ze kunnen zich ook aangevallen voelen bij persistente vragen van raadsleden en gaan blazen dat ‘de brand eerst geblust moet worden voordat de schade opgenomen kan worden’. Maar colleges kunnen er ook voor kiezen hun onzekerheid met hun raad te delen.

Het is nu belangrijker dan ooit om samen afspraken te maken over welke beleidsprioriteiten absoluut moeten blijven staan, welke ook uitgesteld kunnen worden en welke desnoods kunnen vervallen. Bespreek de marges: tot hoever mag de gemeente lenen? Mogen de belastingen desnoods omhoog? Hoeveel? Zijn er reserves beschikbaar te maken? Dat geeft duidelijkheid en richting. Zo kunnen raad en college het samen eens worden over de te volgen route, ook als die ze niet brengt waar ze oorspronkelijk heen wilden.

Hoe vertel je het de kinderen? Je betrekt ze. Dat zal elke Supernanny je vertellen.

Michiel van der Eng is senior trainer en specialist gemeentefinanciën bij het Periklesinstituut. Maandelijks schrijft hij de column #hetgaatnietovergeld voor Binnenlands Bestuur. Deze column verscheen daar op 29 april 2020.

Met de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming kunnen gemeenteraden ook bijeen komen in een virtuele ruimte van een videovergaderapplicatie. Maar het is óf virtueel óf fysiek. Raadsleden kunnen niet virtueel meedoen in een anders fysiek vergadering.

Het zou betekenen dat niet ieder raadslid op dezelfde manier toegang heeft tot de vergadering. En gelijkwaardige toegang tot de vergadering is een essentie van democratie, legt John Bijl in Eindhovens Dagblad uit.

Digitaal vergaderen is vergaderen met een handicap, dat is gewoon een feit. Maar als je een deel van de mensen in de zaal hebt zitten en een ander deel digitaal meekijkt, dan is er sprake van een ongelijk speelveld. Dat druist in tegen de principes van democratie.

De gemeente Gemert-Bakel had een omweg bedacht, schrijft de krant.

De nieuwe, tijdelijke manier van vergaderen had de Gemert-Bakelse politiek deze week willen uitproberen. Die komt er op neer dat een minimale meerderheid van de raad ’s ochtends op het gemeentehuis na de opening van de vergadering de presentielijst tekent en dat de voorzitter die ‘vergadering’ vervolgens schorst. ’s Avonds wordt diezelfde vergadering dan in de raadzaal voortgezet met één vertegenwoordiger per fractie.

Bijl is onverbiddelijk. ‘Dit is niet in de geest van de wet, zegt hij. De gemeente heeft de krant laten weten het experiment niet voort te zetten.

Het kost meer tijd, en het gevoelsaspect ontbreekt. Maar het is op het moment vaak het enige alternatief, nu met de maatregelen het niet verstandig is om met grote groepen bijeen te komen.

Toch vinden raads- en Statenleden het virtueel vergaderen moeilijk. Niet gek, zegt Bijl tegen De Stentor.

‘Je moet je realiseren dat niemand hier ook maar enige ervaring mee heeft. We zijn echt het wiel uit aan het vinden.’

In de krant geeft hij tips voor een goede vergadering én voor een goed besluitvormingsproces.

De mogelijkheid tot virtueel vergaderen biedt een oplossing voor een nijpend probleem. Met de corona-maatregelen konden raden niet vergaderen. En dus geen besluiten nemen. De wet biedt een oplossing, zei het geen perfecte.

Niet voor niets is deze maatregel tijdelijk, zegt John Bijl van het Periklesinstituut, dat op verzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken een handboek ‘voor een virtuele omgeving’ schreef. „Ik bezoek nog al eens een raadszaal. Je ziet goed wat er gebeurt: een fractie die zich ongemakkelijk voelt, een andere niet. Digitaal is het lastig iedereen tegelijk in beeld te krijgen.”

De camera goed zetten, maar ook even letten op de achtergrond. Daar moet de vuile was niet staan. Ook een partijposter is niet gewenst. Daarnaast is het vooral moeilijker: minder interrumperen, een kortere aandachtspanne van de luisteraar en dus minder debat.

John Bijl schreef voor de raadsleden een Handboek virtueel vergaderen voor volksvertegenwoordigers. In Dagblad van het Noorden geeft hij ze zes extra tips.

Hoewel het virtueel vergaderen in trek is, gaat het niet vanzelf. ‘Het vraagt nogal wat van de raadsleden,’ meent John Bijl.

‘En dan niet alleen op technisch gebied. Ze moeten ook de nodige vergaderdiscipline aan de dag leggen. Voor voorzitters is het heel zwaar, hoor ik van burgemeesters die er ervaring mee hebben. Die moeten erg hard werken.’